Vanmorgen tijdens een ochtendwandeling langs de Waterberging ving ik uit mijn ooghoek een paartje Futen bezig met ontbijten. Drie jongen op Moeders rug, terwijl Pa telkens onderdook om een visje te vangen. Ademloos bleef ik staan aan de slootkant, gefascineerd door dit gezinnetje. Steeds bracht vader een visje naar een jong, en tot slot voor zichzelf een dikke Voren.


Hoewel Futen volledig geëmancipeerd zijn, is de taakverdeling in het gezin toch vrij traditioneel: Pa duikt naar voedsel, Moe draagt de jongen op haar rug. Dat is op zich al bijzonder, want ik ken geen andere vogel die haar kroost mee draagt. Overigens doen beide ouders het. De kuikens zitten veilig onder de vleugels warm tussen de veren, beschermd tegen kou en gevaar. En ja, net als de kuikens van andere watervogels kunnen ook Futenkuikens al snel na de geboorte zwemmen.
De fuut heeft al lang een speciale plaats in mijn hart verovert. Haar totale toegewijde ouderschap is iconisch te noemen. Het begint al vroeg in het jaar, midden in de winter, met het vormen van paren. De spanning wordt opgevoerd met een betoverende baltsdans waarbij beide seksen elkaar uitdagen, synchroon met hun kop schudden en sierlijk knikken. Wanneer het verbond is gesloten, gaan ze over tot het bouwen van het nest. Het mannetje slooft zich helemaal uit om goed in de gratie te komen. Maandenlang genieten de jongen van liefdevolle zorg, tot ze uiteindelijk zelfstandig hun kostje, vissen, zelf kunnen vangen. De Fuut is niet alleen een prachtige vogel om te zien, maar ook een bron van eindeloze verwondering en bewondering. En dat rood hartje op hun voorhoofd? Dat maakt het